Heb je oog voor een ander?

Heb je oog voor een ander?

Heb je oog voor een ander?

Aandacht geven

Worden mensen egoïstisch of altruïstisch geboren? Om daar achter te komen, gaven wetenschappers kinderen over de hele wereld snoepjes. Om zelf van te eten, maar vooral ook om uit te delen. Wat ze zagen, verraste ze. Jonge kinderen, van een jaar of vier, deelden de snoepjes massaal uit. Maar kinderen die een jaar of zeven waren, piekerden er niet over - ze aten al het snoep zelf op (egoïstisch). In de jaren daarna werden de kinderen weer altruïstischer, maar de mate waarin verschilde. De onderzoekers denken dat dat te maken heeft met hun omgeving en opvoeding. 

Onze samenleving wordt steeds individualistischer. Steeds meer mensen wonen alleen en op straat kijken we liever naar het mobieltje in onze hand dan naar elkaar. De berichtjes die we elkaar versturen zijn vluchtig en de enige emotie die we eraan toe kunnen voegen is een smiley. 

Waarom ziet onze samenleving er zo uit? Vinden we het fijner zo? Redden we onszelf wel? Wat vind je van dit spreekwoord: alleen ga je sneller, samen kom je verder. 

Oog hebben voor een ander betekent dat je het ziet als iemand moeilijk ter been is en voor hem of haar je plaats afstaat in de bus. Vaak is het alleen niet zo letterlijk. Iemand kan ontzettend de behoefte hebben om zijn hart te luchten, maar merk je dat ook? En ga je ervoor zitten en blijf je rustig luisteren? Hoe belangrijk is het om aandacht te krijgen? En hoe belangrijk is het dan om aandacht te geven?

De zusters: doen, doen, doen

Bijna dagelijks worden we geconfronteerd met klein en groot leed in de wereld. Vaak doen we wat Franciscus deed voor hij een andere weg koos: we zien het wel, maar handelen niet. Soms sluiten we zelfs de ogen. Voor de zusters Franciscanessen was dat natuurlijk geen optie. Geheel naar het voorbeeld van Franciscus zochten zij de zwakken en kwetsbaren in de samenleving op en deden wat ze konden om hen sterker en weerbaarder te maken. Zo lukte het ze om bergen te verzetten.

Voor de zusters gold: doen, doen, doen. Of dat nou in de crisisopvang was of in de huishouding van het klooster. Zelfs de vrije minuten vulden de zusters met haken en breien. Het ging niet altijd even makkelijk en zeker in de tweede helft van de twintigste eeuw werd de rol die de zusters hadden in de samenleving steeds kleiner. Er waren minder intredingen, leken namen werkzaamheden over en steeds meer zusters gingen met pensioen.

Toch gingen de zusters door, want doen, doen, doen was voor hen als bidden: het maakte de Zusters Franciscanessen van Oirschot tot wie ze waren. Zelfs op hoge leeftijd bezochten de zusters daarom zieken en gehandicapten. Ze konden niet ophouden, maar wilden dat ook niet.

 

Aanspreken is voldoende
Verhaal van zuster Angelica

‘Aanspreken is voldoende’

Zuster Angelica woont niet in het klooster, maar in een flatje in Tilburg. Een paar jaar geleden woonde er een drugsdealer boven haar. De drugsverslaafden hingen regelmatig rond voor de deur van het complex en haar buren klaagden. Maar zuster Angelica niet. “Ik had geen last van ze. Ze hielden de deur voor me open.”

Zuster Angelica kijkt anders naar verslaafden dan de meeste mensen. “Want”, zo is haar ervaring, “als je ze anders tegemoet treedt, reageren ze ook anders.” Die ervaring deed ze op in Huize Poels, decennia lang dé plek voor dak- en thuislozen en vluchtelingen in Tilburg. “Ik heb geleerd me niet boven een ander te verheffen. Als ik zei dat er geveegd moest worden, smeten ze de bezem naar me toe.”

‘Kom maar op’

Wie zuster Angelica zou ontmoeten, ziet waarschijnlijk als eerste gastvrijheid in haar ogen. Er staan niet voor niets meer koekjes en chocolaatjes op tafel dan we in drie interviews op zouden kunnen. Maar ze heeft ook iets doortastends. Iets van ‘kom maar op’. Dat blijkt ook wel. Toen een van de bewoners van Huize Poels zijn fiets niet uit de gang wilde halen, zette Angelica hem zelf buiten. Ze incasseerde het bombardement van scheldwoorden en kreeg later van de fietseigenaar een bosje vergeet-me-nietjes in de handen gedrukt. Zuster Angelica glimlacht om haar anekdote.

Of je speciale kennis moet hebben om met dak- en thuislozen, vluchtelingen, verslaafden en andere mensen in nood om te gaan? Zonder de kwaliteiten van hulpverleners te willen bagatelliseren, zegt ze: “Je hoeft ze alleen maar aan te spreken om met ze om te kunnen gaan.”

Tamil strijder

Eigenlijk had Angelica de leiding over het huishouden in Huize Poels. In de praktijk kwam het er op neer dat ze vrijwel zonder geld toch aan voldoende boodschappen moest komen en tegelijkertijd aandacht moest schenken aan de gemêleerde groep bewoners. Zo was er ook een gevluchte Tamil strijder, toen 17 jaar. “Hij had net gehoord dat zijn moeder was overleden. Wat ik kon doen? Gewoon erbij zijn. Later is hij in Canada terecht gekomen. Nu heeft hij een winkel en vier dochters. Ik denk wel eens: wat was er van hem terechtgekomen als we hem in de kou hadden laten staan?”

Huize Poels heet inmiddels Traverse. Eigenlijk herkent zuster Angelica het niet meer terug als ze er nu komt. De gemeente wil dat mensen er zo kort mogelijk zijn en vervolgens doorstromen naar een eigen woning. Angelica pakt er een boek bij waarin oprichter pater Poels een interview geeft, drukt haar vinger op het papier en citeert met verheven stem: “Laat zo’n man nou eerst eens even zitten om zijn accu op te laden!” Die aanpak wordt nu afgedaan als inefficiënt, maar het frustreert Angelica dat ze dezelfde mensen steeds opnieuw weer in de problemen ziet komen.

Nooit klaar

Pater Poels is iets anders gaan doen. Hij brengt ’s nachts broden naar gezinnen die zelf geen broden kunnen kopen. Angelica zoekt nog steeds oud-bewoners op van Huize Poels en brengt kleding die ze verzamelt naar mensen die het nodig hebben. “Dit werk is nooit klaar.”

Kijkend naar de maatschappij van vandaag, kan Angelica niet anders dan concluderen dat we “heel vrij zijn, maar ook individualistisch en dus weinig binding hebben met elkaar. Ik zou liever zien dat mensen leefden met meer aandacht voor elkaar.” Een gevolg van dat individualisme is dat we vaak denken: ‘dat doet iemand anders wel.’ Daardoor komt een helpende hand nu vaak niet of te laat, zegt Angelica. “Het is NU te doen. Mensen hebben NU hulp nodig. Dus wacht niet op een ander of de sociale dienst.”

Niet alleen voor onszelf leven
Verhaal van zuster Clementine

‘Niet alleen voor onszelf leven’

Zuster Clementine ging het klooster in op zoek naar geluk. De les die ze leerde was: je wordt alleen gelukkig als je voor anderen zorgt. Het komt niet vanzelf. Dus dat deed ze. 

Als onderwijzeres leerde zuster Clementine meisjes rekenen en spellen. “Ik deed het zo goed mogelijk. Dat was ik van huis uit al gewend. Kinderen die er een beetje buiten stonden gaf ik wat extra aandacht.” Maar met veertig tot vijftig kinderen per klas was dat geen gemakkelijke opgave. Toch moet het zijn gelukt. “Want”, zegt ze lachend, “ik weet dat ze van me hielden.”

Onder druk

Met de vele onderwijsveranderingen had zuster Clementine het moeilijk. Zoals de gemengde klassen. “Jongens waren heel anders dan meisjes. Al waren er ook hele aardige, galante jongens bij.” Haar vertrouwde manier van werken – ik spreek, de kinderen luisteren – kwam onder druk te staan. “Kinderen moesten voordrachten en spreekbeurten gaan geven. Dat maakte ze vrijer, ze durfden meer voor de dag te komen. Maar het oude systeem vond ik overzichtelijker.”

Haar werk in het onderwijs werd ook nog op allerlei andere manieren bemoeilijkt. Mensen met verschillende ideeën probeerden allemaal hun zin door te drukken en hadden geen oog voor het effect daarvan op anderen. Toen de school waar Clementine werkte samenging met die van een andere parochie, ontstond er onenigheid onder de ouders van de kinderen over de plek voor de gezamenlijke school. Beide parochies wilden een andere locatie. “Het gevolg was dat onze school 'n paar maal door ouders werd bezet. Al met al had dit geen gunstige invloed op de kinderen, het personeel en op mij.”

‘Niet alles is goed en vanzelfsprekend’

Naarmate de jaren vorderde, werd de ruimte om aandacht te besteden aan godsdienst in de klas steeds kleiner. Dat vond Clementine jammer. Niet omdat alles in het teken moet staan van God, “Maar omdat er ‘iets hogers’ is. We moeten ons er bewuster van zijn dat niet alles goed en vanzelfsprekend is. Het lijkt tegenwoordig of alles mag. Met iets hogers bedoel ik ook ‘elkaar’. We moeten niet alleen voor onszelf leven.” Dat heeft ze haar leerlingen mee kunnen geven, naast hoofdrekenen en correct spellen. In de maatschappij van vandaag ziet ze het nog terug. “De gemeenschapszin. Kijk eens naar al die vrijwilligers. Dat vind ik iets fantastisch. Dat ze zoveel voor een ander over hebben. En ook dat er mensen zijn die zich inzetten in ontwikkelingslanden. Dat vind ik iets geweldigs van deze tijd.”

Iedereen staat voor je klaar

Nu, al geruime tijd met pensioen, is haar schoolwerk klaar. Maar bouwt ze voort aan haar ideaal. De verbanden tussen het leefbaar maken van de wereld, je inzetten voor de ander en gelukkig worden zijn helder geworden. “Juist nu we ouder beginnen te worden, staat iedereen voor je klaar”, zegt zuster Clementine over haar medezusters. “Dat doe je niet voor God. Het is een mentaliteit: je moet klaar staan voor een ander.” Het leefbaar maken van de wereld doet ze nu in haar eigen omgeving. Ze draagt zorg voor de bibliotheek en natuurlijk houdt ze de deur open voor die andere zuster met een rollator. “Je bent nooit klaar.” 

Oog voor een ander: Voedselbank Best

Oog voor een ander: Voedselbank Best

‘We werken vanuit de praktijk, niet de theorie’

Sinds de oprichting van de Voedselbank Best en Oirschot in 2004, blijft het aantal klanten groeien. Frans van Rosendaal en Jan van Loenhout hebben er hun handen vol aan. “Er komen hier mensen die niet meer weten hoe ze blij moeten zijn.”

Jullie hebben een heel leven hard gewerkt. Waarom dan nu nog zoveel energie steken in de Voedselbank?
Jan: “Niets doen heb ik negen maanden volgehouden. Ik had vrijwilligerswerk kunnen doen bij de tennisclub, maar toen ik een artikel las over de Voedselbank, wilde ik mensen helpen die het slechter hebben dan ik. Het heeft me zo aangegrepen dat niks me teveel is. Er gaat heel wat tijd in zitten.”

Frans: “Toen ik nog maar kort bij de Belastingdienst werkte moest ik mede beslissen over, uitstel, beslaglegging en uitverkopen. Daar maakte ik voor het eerst kennis met financiële problemen die bij diverse mensen speelden. Het voelde onrechtvaardig dat wij, jonge mensen zonder levenservaring, dit moesten beslissen. Ik zat ook al op jonge leeftijd in het kerkbestuur en bij de diaconie (zij die zich inzetten voor hulpbehoevenden). Toen onze pastor later aan mijn vrouw en mij vroeg om arme mensen te ondersteunen in hun levensonderhoud, hebben we naar het voorbeeld van de Voedselbank in Helmond gekeken en zijn we in Best een Voedselbank gestart.”

Wat hebben jullie van de werkzaamheden bij de Voedselbank geleerd?
Jan: “Hoe groot de problemen zijn waarin mensen terechtkomen, daar had ik geen idee van. Ik doe de intake, dan bekijk je bankgegevens van de afgelopen drie maanden. Daar haal je heel veel uit. Schulden zijn vaak iemands eigen schuld, maar je moet begrip tonen en je inleven. Eerst het vertrouwen winnen, dan kom je later verder.”

Frans: “We helpen mensen ongeacht de reden dat ze in de problemen zitten. Ik merk dat veel mensen tussen wal en schip zijn gevallen en van het kastje naar de muur worden gestuurd. Het is allemaal niet zo goed geregeld als politici ons willen doen geloven.”

Jan: “Het begint al met hoe de meeste brieven zijn geschreven. Als onze klanten de eerste zin niet snappen, lezen ze de brief niet uit. Met alle gevolgen van dien.”

Frans: “De theorie van veel mensen is: Voedselbanken zijn helemaal niet nodig, want ze krijgen toch een uitkering? Dat is de theorie. De praktijk is dat de overheid wel over de hoogte van de uitkeringen beslist maar niet in de hand heeft hoe die uitkering wordt uitgegeven. Ziektes, scheidingen, schulden… En dan zijn er vaak ook nog meerdere problemen tegelijkertijd.”

Iedere week helpen jullie zo’n honderd gezinnen. Wat heeft jullie geraakt?
Frans: “Er zijn veel meer mensen met complexe problemen dan ik dacht. Neem vechtscheidingen of vaders die in de gevangenis zitten en daardoor niet voor hun gezin kunnen zorgen.”
Jan: “Dit leed gaat zo diep, dat mensen vergeten hoe ze blij kunnen zijn. Mensen zijn zo verbitterd geraakt dat ze vergeten je te bedanken.”

Wat geeft jullie dan de kracht om door te gaan?
Jan: “We hebben eens een keer via een anonieme gever een klein geldbedrag aan al onze klanten kunnen geven om de mensen zelf weer eens iets te laten kiezen bij het kopen. We waren met stomheid geslagen hoe mensen reageerden. Sommigen barstten in huilen uit, anderen juichten en weer anderen wisten niet hoe ze moesten reageren, omdat ze al zo lang niet meer blij waren geweest.”
Frans: “We krijgen veel hulp van organisaties en particulieren. We staan er niet alleen voor. Ook dat geeft je de kracht om door te gaan.”

Hoe heeft jullie dit persoonlijk veranderd?
Jan: “Ik ben minder rechtlijnig geworden. Vroeger was er maar één waarheid: de mijne. Door dit werk heb ik geleerd dat er meerdere kanten zijn. En ook: als ik een mooie tv zie die ik kan kopen, weet ik dat dat niet voor iedereen vanzelfsprekend is.”

Frans: “Ik realiseer me dat er een grote groep mensen bestaat waar de doorsnee Nederlander niet van weet. We moeten die mensen helpen op grond van praktijk in plaats van theorie. Het werken voor de Voedselbank kost zeker tijd, maar voor mij is dat geen opgave. Het geeft me meer plezier dan dat het me aan energie kost.”

Wat moet er nog anders?
Frans: “Velen van onze vrijwilligers zijn ver boven de vijftig. De oudste vrijwilliger is 77. We moeten ook jongere vrijwilligers/sters laten instromen, want anders zitten we dadelijk met heel wat ervaren mensen minder.”

Oog voor een ander: Stichting Leergeld

Oog voor een ander: Stichting Leergeld

‘Wat je hebt, is niet vanzelfsprekend’

Kinderen moeten mee kunnen doen, vindt Gaby van den Biggelaar. Als directeur van Leergeld Nederland strijdt ze ervoor dat kinderen niet de dupe worden als gezinnen in financiële problemen komen. “Met een heel klein beetje kun je mensen ontzettend blij maken.”

Hoe ben je bij Leergeld terechtgekomen?
“Ik was gemeenteraadslid voor de PvdA in Eindhoven en bezig met het armoedebeleid. Er kwam een subsidieaanvraag van Leergeld voorbij. Later ben ik door een van de bestuursleden gevraagd of ik bestuurslid wilde worden. Ik heb zelf kinderen en zag om me heen mensen die wel een steuntje in de rug konden gebruiken. In mijn ogen is Leergeld een noodzakelijke voorziening, je ziet dat het nodig is. De beslissing was dus snel gemaakt.”

Je werkt nu dertien jaar voor Leergeld. Wat heb je in die tijd geleerd?
“Toen ik bij Leergeld ging werken, was de eerste vraag die ik kreeg: ‘Kunnen we blijven bestaan?’ De pot was namelijk vrijwel leeg. Ik heb geleerd dat je dit werk moet doen vanuit sociale motieven. Je moet idealistisch zijn, maar ook enig zakelijk inzicht hebben. Je moet ervoor zorgen dat er én vrijwilligers én inkomsten zijn.”

“Ik ben ook nog meer gaan inzien dat de rijkdommen die je hebt, niet vanzelfsprekend zijn. Je kunt door allerlei omstandigheden over de rand vallen. Mensen hebben vaak een vooroordeel: als je arm bent, zul je wel iets verkeerd hebben gedaan. Dat is niet zo. Mijn boodschap is: Het kan echt iedereen overkomen. En voor kinderen geldt: het maakt wél uit in welk nest je geboren bent. De uitspraak dat iedereen in Nederland gelijke kansen heeft is niet waar.”

Wat heeft je geraakt in je tijd bij Leergeld?
“Ouders ontzeggen zich van alles om de schijn op te houden. Mensen zijn heel inventief om hun armoede te verbergen. Ze schamen zich voor hun situatie. Maar daardoor lijkt het ook of het probleem niet bestaat. Schoolleiders zeggen tegen mij: ‘Ik hoor nooit van ouders dat ze het schoolreisje niet kunnen betalen.’ Ouders komen daar niet mee. Dat moeten schoolleiders begrijpen. Zelfs de kinderen mogen er niet van weten. Ik heb ook huisbezoeken afgelegd – zo werkt Leergeld. Ik moest vaak ’s avonds laat komen, zodat de kinderen er niets van merkten. Je komt in situaties terecht waarvan je niet kon bedenken dat ze bestaan.”

“Wat me ook raakt, is dat kinderen óók de schijn ophouden. Klasgenoten van mijn kinderen zeiden dat ze met hun ouders op vakantie zijn geweest in Spanje. Terwijl ik weet dat hun ouders worden geholpen door Leergeld en nooit met hun kinderen in Spanje zijn geweest. Ik denk dan: wat doet dat met kinderen? Wat betekent dat later voor ze?”

Wat heeft je juist geïnspireerd?
“Met dat kleine beetje wat je als Leergeld kunt bieden, kun je mensen ontzettend blij maken. Ik ben in een gezin geweest waar de ouders een kind hadden met ADHD. Het zou zo fijn zijn als hun kind kon sporten, maar ze konden het niet betalen. Als je dan kunt aanbieden om de contributie te betalen, maak je mensen echt blij. Van een andere jongen die door Leergeld kon gaan voetballen, weet ik dat hij nu bij de betaalde jeugd van een grote club speelt. Ik vraag me af of hij weet dat Leergeld daar ooit een rol in heeft gespeeld. Niet dat hij dat hoeft te weten natuurlijk.”

“Een ander ding is: als bestuurder van Leergeld Nederland is het een van mijn belangrijkste taken om armoede te signaleren en aan te kaarten bij beleidsmakers. Dan zijn ze ook meer bereid om iets bij te dragen. Van armoede is lang gezegd dat het niet bestaat in Nederland. Nu de mensen werkloos worden die zeiden dat armoede niet bestond, wordt het onderwerp eindelijk bespreekbaar. En ook steeds meer gezien als een maatschappelijk probleem.”

Wat draagt je werk bij Leergeld bij aan je persoonlijke leven?
“Ik krijg er enorm veel energie van als ik dingen voor elkaar krijg. Ik draag dat ook weer over op mijn nu bijna volwassen kinderen. Zij brengen het issue nu zelf onder de aandacht en zeggen: ‘Het is niet normaal dat we dit allemaal hebben.’”

Wat hoop je nog te bereiken?
“Ik wil armoede onder de aandacht brengen bij jongere generaties. Zelf heb je het misschien goed, maar hoe zit het met een ander? Mijn nichtje van 14 heeft laatst een spreekbeurt over Leergeld gegeven. Haar vriendinnen wilden er alles van weten. Mijn eigen kinderen zeggen: ‘Mam, dit is een manier van leven geworden voor je.’ Volgens mij hebben ze daar gelijk in. Dit is mijn missie.”

Oog voor een ander: Stichting Solidaridad

Leven met Aandacht - dichtbij maar ook ver weg

De Zusters van Franciscanessen van Oirschot leven niet alleen in aandacht voor de mensen direct om hen heen, maar hebben ook sinds jaar en dag aandacht voor mensen aan de andere kant van de wereld. Al bijna twintig jaar zijn zij betrokken bij de bewoners van Guatemala, een prachtig en cultuurrijk land in Midden-Amerika. Het land heeft echter in haar recente geschiedenis ook te maken heeft gehad met een gewelddadig conflict. Het kampt nog altijd met een zwakke overheid en hoge mate van straffeloosheid. Veel inwoners leven onder de armoedegrens. Het leven is er moeilijk, er is nog altijd veel geweld en onderwijs en gezondheidszorg zijn er niet vanzelfsprekend. 

Vluchtelingen

Het interne gewapende conflict hield het land 36 jaar in haar greep. 200.000 mensen zijn omgebracht of spoorloos verdwenen. Tienduizenden mensen sloegen op de vlucht voor het geweld. Zij overleefden in de bergen en bossen van het land of kwamen terecht in Mexico. Toen in 1996 de vrede werd getekend begonnen vluchtelingen terug te keren naar hun geboortegronden. Daar troffen zij hun dorpen verwoest aan en hun gronden bezet door anderen. Het is in deze periode dat de Zusters Franciscanessen financiële steun gaan bieden waardoor Solidaridad teruggekeerde vluchtelingen kan helpen een nieuw bestaan op te bouwen. Dankzij de steun van de Zusters zijn honderden teruggekeerde vluchtelingen in staat geweest een beroep te leren, een huis te bouwen en naar school te gaan.

Onderwijs

Na deze eerste periode richtte de steun van de Zusters zich met name op onderwijs. Zij steunden een beurzenprogramma waardoor gemotiveerde leerlingen met een goed stel hersens toegang hadden tot de middelbare school en zelfs de universiteit. Tegelijkertijd investeerden de Zusters in het verbeteren van de kwaliteit van basisonderwijs, door scholen direct te steunen. Ook hier konden leerlingen die vanwege de schrijnende armoede dreigden te stoppen met school een beurs krijgen. In deze periode werd intensief samengewerkt met een congregatie in Guatemala.

Mensenrechten

Daarnaast steunden de Zusters het werk van een aantal lokale organisaties die zich inzetten voor het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Guatemala, juist op plekken waar mensen eigenlijk nauwelijks toegang hadden tot het rechtssysteem. Dankzij hun bijdrage kon bijvoorbeeld een lokaal juridisch loket worden ondersteund, maar ook een organisatie die opkwam voor de belangen van kleine boeren. Er was ook steun voor nabestaanden en organisaties die zich inzetten om de waarheid over wat er is gebeurd tijdens het conflict boven tafel te krijgen. Zij krijgen vaak te maken met bedreigingen en tegenwerking, omdat er nog altijd veel mensen rondlopen in het land die de waarheid het liefst verborgen willen houden. In de loop der jaren hebben organisaties vele opgravingen gedaan waarbij honderden ‘verdwenen’ personen zijn geïdentificeerd en nu door hun familie waardig zijn begraven. Er zijn tentoonstellingen georganiseerd in kleine dorpen en steden met foto’s van vermoorde en verdwenen personen. Er is intensieve psychosociale begeleiding gegeven aan nabestaanden die moeten leven met een groot trauma en het schrijnende gemis van hun familieleden.

Santa Lucía Cotzumalguapa

Momenteel loopt de steun van de Zusters Franciscanessen van Oirschot via de organisatie Impunity Watch. Impunity Watch is voortgekomen uit Solidaridad en richt zich op het bestrijden van straffeloosheid in landen die recentelijk een gewelddadig conflict hebben doorgemaakt. Impunity Watch vindt het belangrijk om groepen als die van Santa Lucia te versterken en de groepen onderling te verbinden zodat de stem van slachtoffers en nabestaanden beter gehoord wordt op nationaal (en zelfs internationaal) niveau. De steun spitst zich toe op het versterken van een groep familieleden van verdwenen en vermoorde personen uit Santa Lucía Cotzumalguapa (http://www.impunitywatch.org/html/index.php?alineaID=89). In dit provinciestadje aan de zuidkust van Guatemala zijn tijdens het conflict tientallen personen spoorloos verdwenen. Hun familieleden bleven bang en eenzaam achter. De armoede waarin zij leefden werd nog dieper doordat het vaak de kostwinner was die verdween.

Het gebied, dat gekenmerkt wordt door grote suikerrietplantages, kende in de jaren zeventig en tachtig een sterke en goed georganiseerde arbeidersbeweging. De arbeiders waren telkens beter in staat zich te verzetten tegen de onmenselijke arbeidsomstandigheden en de extreem lage lonen. Dit zinde de grootgrondbezitters niet en vele leiders van de beweging verdwenen voor altijd. De kerk speelde een belangrijke rol in het verzet; één van de eerste slachtoffers was dan ook de Belgische priester van het stadje. Hij weigerde een mis op te voeren bij een grote plantage-eigenaar zolang die niet beter voor de arbeiders zou zorgen. Enkele dagen later werd hij voor de parochie doodgeschoten.   

Enkele jaren geleden is begonnen met het optekenen van de verhalen van de overlevenden van Santa Lucía. In een indrukwekkend boek vertellen de nabestaanden over de gebeurtenissen, de verdwijning, de angst en armoede, maar ook over de overtuigingen en het geloof van de personen die verdwenen. U kunt dat boek hier (http://biblio3.url.edu.gt/Libros/2013/pqsalipobre.pdf) inzien.

Bij de presentatie van het boek in Nederland waren twee nabestaanden aanwezig, Ester Bac Canu en Alicia Juárez. Van deze beide vrouwen is een ouder gekidnapt en verdwenen. Zij zagen hen nooit meer terug. Tijdens hun bezoek vertelden Ester en Alicia hun verhaal aan kranten en op de radio. Ze bezochten ook de congregatie in Oirschot om de Zusters Franciscanessen persoonlijk te vertellen wat hun steun heeft betekend voor de nabestaanden en hen te bedanken.

De groep heeft een organisatie gevormd die voornamelijk bestaat uit vrouwen. Het zijn de echtgenotes en dochters van de verdwenen personen. Steeds meer jongeren sluiten zich aan en spelen een actieve rol. De groep ontwikkelt nu eigen lesmateriaal over de gebeurtenissen, die in Guatemala nauwelijks bekend zijn, en deelt dit met leerlingen van middelbare scholen. 

De nabestaanden blijven de herinnering verder levend houden door schilderingen te maken over deze periode. Van deze schildering is ook een folder gemaakt, met teksten die uitleggen hoe belangrijk dit proces voor de nabestaanden. (http://www.impunitywatch.org/docs/ENGELSE_VERSIE_POSTER_MURAL_lowres.pdf).

De groep houdt ook publieke herdenkingsbijeenkomsten, onder andere voor de vermoorde Pater Walter en heeft een fototentoonstelling georganiseerd in het stadje. Foto’s van de verdwenen en vermoorde vrienden en familieleden vormden het middelpunt van die tentoonstelling. Zij bezoekt andere groepen in het land en vormen zo onderdeel van een groeiend netwerk van nabestaanden.

De nabestaanden en hun kinderen zullen blijven zoeken naar hun overleden geliefden. Terwijl gerechtigheid nog heel ver weg lijkt hopen zij vooralsnog in ieder geval hun geliefden terug te vinden om hen waardig te kunnen herbegraven. Zij blijven zich bovendien inzetten voor het levend houden van de herinnering aan deze verschrikkelijke periode, maar vooral ook voor waardigheid en erkenning voor de slachtoffers, voor hun overtuigingen en hun strijd voor een beter en rechtvaardiger Guatemala. De steun van de Zusters Franciscanessen is van essentieel belang om dit geluid te laten blijven klinken.  

Solidaridad